
‘Ze bestaan wel, jongeren die zich druk maken over de wereld’, schrijft Aleid Truijens in haar column over politieke betrokkenheid. Mijn ervaring als leerkracht in de bovenbouw van de basisschool is dat ook deze kinderen zich vreselijk druk maken om hun toekomst. Als we het thema verkiezingen behandelen, blijkt steeds weer dat zij, ook al komen ze uit een rechts nest, links denken.
Ik herinner mij als de dag van gisteren dat wij het thema verkiezingen uitwerkten.
De kinderen leren over de standpunten van de verschillende partijen, hoe ons kiesstelsel in elkaar zit en hoe de regering werkt. We nemen een kijkje op het Binnenhof in Den Haag. We kijken iedere dag naar het jeugdjournaal zodat de kinderen bewust worden van wat er in de wereld speelt.
De kinderen krijgen de opdracht om in groepjes een partij op te richten, een naam voor hun partij te bedenken, een folder te maken waar ze hun vijf belangrijkste topics in uitwerken.
Met een enorme creativiteit walsen ze over het stikstof probleem heen. De overheid helpt de boeren om op een andere manier inkomsten te kunnen krijgen. Vluchtelingen worden verdeeld over de wereld en gesteund totdat ze zelf hun geld kunnen verdienen. Iedereen moet groene stroom opwekken en het overschot moet bewaard worden in tanks. Je mag best heel veel geld verdienen, maar de rijken moeten wel meer belasting betalen en dat geld wordt aan de armen gegeven. Alle gezonde mensen moeten een keer in hun leven voor hun dertigste levensjaar een jaar werken voor de maatschappij. Dat kan in het leger, maar ook in de zorg, het onderwijs of in een winkel. Het openbaar vervoer moet goedkoper en uitgebreid worden. Het snelwegennet moet niet uitgebreid worden. Alle ‘kantoorwerkende mensen’ werken drie dagen verplicht thuis want tijdens corona kon dat ook. Ze werken op tijden die hun uitkomt en zo is het fileprobleem ook weer opgelost
Welk tegengas ik ook geef om ze te prikkelen, ze hebben bijna overal een antwoord op. Ik zie veel veerkracht en een gedrevenheid om samen aan de problemen te werken.
Ze gaan de straat op om hun ideeën naar buiten te brengen. Op de dag van de te houden verkiezingen zullen de partijleiders pitchen om hun topics kenbaar te maken bij de ouders. Daarna kunnen de ouders stemmen.
We oefenen de pitches in de klas. Een partijleider zegt: ‘Als ik de baas van Nederland zou zijn, dan zouden er geen problemen zijn omdat we als partijen met elkaar in gesprek gaan om de wereld beter te maken.’ ‘We denken groot en proberen er voor iedereen het beste van te maken.’ ‘Dat lukt niet als we als partijen ruzie maken.’ ‘Iedereen moet in de geef-stand staan.’ ‘Dan krijg je uiteindelijk zelf toch ook wat.’
Ik denk:’ Ja, hoe mooi zou dat zijn.’ 'Wanneer en hoe is deze gedachte eruit geramd en waarom is de regering nog nauwelijks in staat om samen makkelijk uit de ingewikkelde vraagstukken te komen?’ Ik zie hier een toekomstige premier staan die zijn zaakjes op orde heeft. Zoals het er nu uitziet zullen na de Provinciale Verkiezingen de doelen van het Klimaatakkoord en de doelen uit de de Wet Stikstof en natuurverbetering niet gehaald worden.
De partij BBB zal in de provincies niet bekwame poppetjes neerzetten omdat ze wel bekwame mensen niet op voorraad hebben. Ze groeien te snel. Dat zal de samenwerking tussen partijen alleen maar bemoeilijken. Tegen deze en andere partijen zou ik willen zeggen: 'Neem eens een kijkje in een bovenbouwgroep van de basisschool om te ervaren hoe kinderen debatteren.' 'Laat je fakkel thuis, want deze kinderen geven uit zichzelf al licht.'
Het grappige was dat de kinderpartij die de meeste stemmen had gekregen inhoudelijk ongeveer hetzelfde was als de andere partijen.
Namelijk: Een groene milieubewuste wereld waar mens en dier met regels in vrijheid gelijkwaardig kunnen leven.
Reactie plaatsen
Reacties